Jo Mattens groeide op in een eenvoudig, gelovig gezin in Zuiddorpe. Ze had er toen nog geen idee van dat ze ooit onder moeilijke omstandigheden medische ingrepen zou verrichten bij de primitieve bevolking van onderontwikkelde landen. Jo had een katholieke, gelovige achtergrond. Het was niet verwonderlijk dat ze zich in 1959 aanmeldde om als zuster, verbonden aan de katholieke missie, te gaan werken in het buitenland.
Na tien jaar in Ghana koos ze in 1969 voor het moeilijk bereikbare binnenland van het pas gevormde land Territorium Papoea en Nieuw-Guinea, waar een deel van de inheemse bevolking nog nooit een blanke had gezien. In 1980 vond Jo een nieuwe uitdaging in het verbeteren van de medische ondersteuning van de Aboriginalgemeenschap in het Australische Lombadina. Jo Mattens had een ontmoeting met Kardinaal Wojtyla, die later zou worden ingewijd als Paus Johannes Paulus II. Ze vloog mee met de Flying Doctors, verbleef bij Moeder Teresa in Calcutta, werkte en woonde onder primitieve omstandigheden in de bush en reisde over de hele wereld naar de meest afgelegen plaatsen. Het levensverhaal van Jo Mattens, opgetekend aan de hand van haar dagboeken, leest als een avonturenroman.